Tijdens mijn reïntegratietraject bouwde ik op rustige en verstandige wijze uren op in nieuwe werkomstandigheden (kantoren in plaats van klaslokalen) en met nieuwe werkzaamheden (communicatieadvies en educatiemateriaal ontwikkelen). Ik vond het leuk, uitdagend en het ging goed. Zó goed dat iedereen zei dat ze 'niks aan me merkten' als ik ze vertelde over mijn letsel. Zó goed dat ik tot twee keer toe spontaan een baan aangeboden kreeg.
Dus nu heb ik een baan. Een baan die bij me past, met leuke collega's, een rustig kantoor op een prachtig landgoed, fijn werk. Als ik niet een beperkt aantal uren zou werken, zou je me gewoon een goed functionerend werknemer kunnen noemen.
En toen kwam die verrotte crisis. De crisis die ervoor zorgde dat iedereen die niet een vitaal beroep heeft, thuis moet werken. Een crisis waarbij je elke dag nieuwskots op de deurmat krijgt gesmeten, of je nou wilt of niet. Waarbij boodschappen doen opeens anders is, waarbij je de enige sport die je nog kunt doen opeens doet met duizend anderen. Waarbij je je vrienden niet kunt knuffelen, laat staan je ouders of je zieke zusje.
Ik slaap weer elke middag. Ik zoek een nieuw normaal in dit gestoorde leven. Ik ben weer een échte hersenletselpatiënt, in plaats van Lotte die hersenletsel heeft.
Qua werk voel ik me gehandicapt. We wonen klein. Ik hou van ons huis, maar het is geen plek om te werken. Zeker niet als je met z'n tweeën bent. Elke werkdag tuig ik mijn kantoortje op op de enige tafel die we hebben staan. Klein laptopscherm, terwijl ik de hele dag met tekst werk. En dan die eeuwige en veel te frequente beeldbelgesprekken waarvan ik overprikkeld raak en waarna ik geen boe of bah meer kan zeggen, laat staan me focussen op werk. De onzekerheid of ik mijn werk dan dus wel goed doe. Dat ik daar niet met collega's over kan praten tijdens een lunchrondje. Het feit dat er geen deur is om 's ochtends open te doen, even te kletsen met collega's tijdens het werken, om diezelfde deur later achter me dicht te trekken en naar huis te fietsen.
Het is zo verdrietig en zuur dat ik het gevoel heb dat ik opnieuw aan het reïntegreren ben, maar dan in werkomstandigheden die helemaal niet passen bij mijn kunnen en niet-kunnen. Dat gaat 'm natuurlijk niet worden, maar toch zet ik door. Niet goed.
Dus nu heb ik een baan. Een baan die bij me past, met leuke collega's, een rustig kantoor op een prachtig landgoed, fijn werk. Als ik niet een beperkt aantal uren zou werken, zou je me gewoon een goed functionerend werknemer kunnen noemen.
En toen kwam die verrotte crisis. De crisis die ervoor zorgde dat iedereen die niet een vitaal beroep heeft, thuis moet werken. Een crisis waarbij je elke dag nieuwskots op de deurmat krijgt gesmeten, of je nou wilt of niet. Waarbij boodschappen doen opeens anders is, waarbij je de enige sport die je nog kunt doen opeens doet met duizend anderen. Waarbij je je vrienden niet kunt knuffelen, laat staan je ouders of je zieke zusje.
Ik slaap weer elke middag. Ik zoek een nieuw normaal in dit gestoorde leven. Ik ben weer een échte hersenletselpatiënt, in plaats van Lotte die hersenletsel heeft.
Qua werk voel ik me gehandicapt. We wonen klein. Ik hou van ons huis, maar het is geen plek om te werken. Zeker niet als je met z'n tweeën bent. Elke werkdag tuig ik mijn kantoortje op op de enige tafel die we hebben staan. Klein laptopscherm, terwijl ik de hele dag met tekst werk. En dan die eeuwige en veel te frequente beeldbelgesprekken waarvan ik overprikkeld raak en waarna ik geen boe of bah meer kan zeggen, laat staan me focussen op werk. De onzekerheid of ik mijn werk dan dus wel goed doe. Dat ik daar niet met collega's over kan praten tijdens een lunchrondje. Het feit dat er geen deur is om 's ochtends open te doen, even te kletsen met collega's tijdens het werken, om diezelfde deur later achter me dicht te trekken en naar huis te fietsen.
Het is zo verdrietig en zuur dat ik het gevoel heb dat ik opnieuw aan het reïntegreren ben, maar dan in werkomstandigheden die helemaal niet passen bij mijn kunnen en niet-kunnen. Dat gaat 'm natuurlijk niet worden, maar toch zet ik door. Niet goed.
Reacties
Een reactie posten