Na een week werd het weer tijd om boodschappen te doen. Ik had het expres uitgesteld tot een dag waarop ik geen conference calls had gehad, want die slopen me. We gingen samen, omdat het best veel was en we ons allebei liever niet teveel onder de mensen begeven. Gedeelde smart is halve smart, zeg maar.
We liepen de supermarkt in, waar op de deur stond vermeld dat we een karretje moesten pakken. Ik had gelijk al stress dat we daar geen muntje voor mee hadden, maar mijn vriendin was redder in nood. Met het karretje dus de winkel in, en eenmaal binnen schoot mij iets te binnen dat ik ergens deze week had gehoord dat je per persóón een karretje moest pakken. Maar we waren al binnen en mijn vriendin had de boodschappenlijst en mijn hoofd kreeg het even niet voor elkaar om te bedenken hoe we dit anders moesten doen dan samen met een karretje. Dus we liepen door. Waar ik in tijden zonder crisis als Max Verstappen de winkel door kan sjezen en mijn vriendin perplex doe staan dat ik binnen no time bij de kassa ben met de complete lijst, stond ik nu vanaf schap één schaapachtig rond te kijken. Er lag té veel druk op deze ronde: we moesten nu alles hebben zodat we een week niet meer hoefden te gaan. Voorbij het brood (waar opeens de tangen van de broodjes weg waren, help, oh er liggen handschoenen), eenmaal bij de groenten, kwam ik een beetje bij bewustzijn. Paprika. Bloemkool. Boerenkool. Focus.
Toen mijn vriendin aan kwam zetten met verschillende vleesvervangers, hoorde ik op de achtergrond een medewerker van de winkel tegen een ouder stel zeggen: "meneer, u moet óók een eigen karretje pakken". Het stel wees naar ons, waardoor ook wij aan werden gesproken.
Mijn hoofd liep vast. Ik dacht: ja, ik wil wel een karretje halen. Maar een muntje. Maar de boodschappenlijst. Maar het afrekenen, ik heb mijn eigen portemonnee niet bij me. Ik werd kortaf tegen mijn vriendin: toen ze niet binnen 2 seconden een antwoord had, zei ik "doe jij de rest maar, ik wacht wel bij de kassa" en toen viel mijn blik op de rij bij de kassa. Mijn vriendin was het eens met mijn plan, al zag ze er ook moe uit (we waren niet voor niks samen gegaan) en ze zei nog wel "het kan nog wel even duren want we moeten nog veel hebben". Ik liep alleen naar de chips, ik was er nog niet uit: zou ik naar buiten gaan? Maar dan kon ik haar niet helpen met inpakken. Langs de rij bij de kassa lopen om daarachter op haar te wachten kon ook niet met die verdomde anderhalve meter afstand. Mijn hoofd liep vast, Rain Man. Tot ik in mijn ooghoek een caissière naar een lege kassa zou lopen. Dat poortje ging open!
Ik liep héél snel langs de kassa en wachtte achter de kassa's. Genoeg ruimte daar, en hoewel ik zowat tegen het raam aan stond deden niet veel mensen moeite om me te ontwijken. Ik wachtte op mijn vriendin en voelde me steeds schuldiger dat ik haar alleen had gelaten. Ik vroeg me ook af of de caissière het zostraks oké zou vinden als ik haar zou helpen met de boodschappen inpakken, maar dat zou wel moeten want het was echt heel veel. Ik appte mijn vriendin: 'Ik ben van streek. Wacht op je achter de kassa.'
Mijn vriendin verscheen bij de kassa, laadde de boodschappen op de band en ik liep naar de kassa toe. De caissière keek me verschrikt aan, maar ik probeerde me even een moment niks aan te trekken van wat de wereld van me wilde. Ik hielp mee met inpakken, en toen zag ik de nieuwe suède schoenen van mijn vriendin. Onder de yoghurt. Ik zag aan haar hoofd dat ze er alles aan deed om nog lief te zijn voor mij, maar dat ze ook op instorten stond. Nadat we alles in ons karretje hadden gegooid ("we pakken het zo wel in") vertelde ze me dat ze een pak yoghurt op de grond, op haar schoenen had laten vallen, dat ze zich schaamde, dat ze een medewerker had aangesproken en zich had verexcuseerd, en de medewerker had gezegd dat het kon gebeuren en dat ze een dweil zou pakken. Toen we verderop eenmaal ingepakt waren, hoorde ik de caissière tegen het oudere stel zeggen 'jullie hadden nog een winkelwagentje moeten pakken". Dat hadden ze dus nóg niet gedaan. Vervolgens hoorde ik het stel zeggen "er ligt yoghurt in de winkel op de grond, iemand liet het naast ons vallen" en ze keken naar mijn vriendin. Mijn vriendin hield gelukkig wijselijk haar mond. Bij mij stroomde de emmer inmiddels tsunamiwise over.
De spullen moesten mee op de fiets. Mijn fietstassen zijn niet zo groot, dus ik moest even proberen welke tassen wel en niet pasten. De zwaarste lading had ik op mijn rug. Mijn vriendin wachtte geduldig op mijn puzzelen en zei daarna dat ik even opzij moest voor de mevrouw die haar fiets naast mij wilde pakken. Maar ik kon niet meer. Ik kon niet meer kiezen, niet meer logisch denken, geen prikkels meer. Geen mensen meer. Ik wilde alleen nog maar héél hard schreeuwen, maar niet tegen mijn vriendin en niet buiten.
Ik bekte haar af en zei dat het me niks kom schelen, dat ik naar huis wilde, waarop zij zei dat ze haar fiets ook nog moest pakken. Ik pakte mijn fiets woest en zei haar gedag, fietste naar een zonnige plek op de parkeerplaats waar ik op haar wachtte, probeerde af te koelen, maar dat ging niet meer.
Toen ze eindelijk aankwam (vast heel snel, maar mijn geduld was op) fietste ik weg. In mijn eentje. Vlak voor een auto die niet van plan was te stoppen, ze gilde, ik fietste door, racete door. Naar huis. Alleen zijn. Schreeuwen. Alles eruit.
In mijn achterhoofd mijn vriendin, die doodsangsten uit moest staan en die ik niet alleen wilde laten en die… maar het was op, ik moest nu eerst mezelf losmaken van al deze lading.
Ik zette mijn fiets met alle boodschappen tegen de tuintafel aan, haalde hem van het slot, stak de sleutel in het slot, deed de deur open en achter me dicht. Schreeuwde. Zo hard als ik kon. Mijn keel kapot. Lang, vaak. En toen begon het huilen. Met lange halen. Het was op, helemaal op, alles aan het thuis blijven en het afstand houden en de social distance tot nu toe was draagbaar en bij vlagen zelfs ontspannend geweest, maar nu was het op en klaar. Moe, moe, moe.
Toen het ergste voorbij was, deed ik de deur open en daar zat ze, buiten, te wachten tot het geschreeuw en gehuil over was, zelf ook huilend. Ik viel haar in de armen en het schokken begon, het schokken van mijn huilen en mijn spijt en mijn schrik.
Eigenlijk moest ik vandaag nog werken. Zouden we nog hardlopen. Maar de rest van de dag is het op. Ik heb in jaren niet zoveel frustratie in zo'n korte tijd voelen ophopen. Er was een tijd waarin ik mijn grenzen niet voelde en waarin ik geregeld zo boos was, op weetikveel. En dan was ik altijd bang dat ik mezelf of iemand anders iets aan zou doen. Nu was het niet anders dan toen, en dat maakt me vreselijk verdrietig.
Reacties
Een reactie posten